De Afrikaanse oehoe is de onbetwiste heerser van de Afrikaanse nacht. Met zijn gele ogen, imposante oorpluimen en zachte vleugelslag straalt hij pure kalmte uit — tot hij toeslaat. Hij zit vaak roerloos op een tak of rots, wachtend tot er iets beweegt in het gras. Een muis, kikker of kleine vogel – en dan volgt een korte, stille duikvlucht.

Wat hem zo bijzonder maakt, is zijn aanpassingsvermogen. Je vindt hem niet alleen diep in de bush, maar ook in stedelijke gebieden — op lantaarnpalen, daken en zelfs in tuinen. Hij past zich moeiteloos aan, zolang er maar een prooi te vinden is. ’s Nachts vult zijn diepe, ritmische 'hoo-hoo-hoo' de lucht: een stem die voelt als het kloppen van het Afrikaanse hart.

De oehoe jaagt met precisie. Zijn veren zijn zo zacht dat hij vrijwel geluidloos vliegt, en zijn scherpe ogen zien in het donker beter dan wij ooit kunnen dromen. Soms jaagt hij zelfs samen met zijn partner — een zeldzaam romantisch gezicht in de nacht.