Je herkent hem meteen. Die korte staart, brede vleugels en felrode poten die glanzen in de zon — dat is de bateleur. Een meester van de lucht, altijd in beweging, rollend, kantelend, zwevend als een danser die het luchtruim bezit. Zijn naam betekent letterlijk 'acrobaat', en wie hem ziet vliegen begrijpt waarom.

Met zijn zwarte lijf, witte ondervleugels en kastanjebruine rug is hij een opvallende verschijning tegen de Afrikaanse hemel. Hij zweeft vaak urenlang zonder te klapwieken, zijn vleugels wiegend als een slinger. Soms zie je hem plots een halve draai maken, dan weer recht trekken — puur spel met de thermiek. De bateleur vliegt niet — hij flaneert.

De bateleur leeft van aas, maar ook van kleine prooien zoals vogels, reptielen en knaagdieren. En hij deelt niet graag. Zijn felle snavel en gedurfde houding maken hem de onbetwiste luchtacrobaat van de bush. Toch heeft hij iets elegants — zijn vlucht lijkt eerder op kunst dan op jacht.

Zijn roep hoor je zelden, maar zijn aanblik zegt genoeg. Veel lokale gemeenschappen beschouwen hem als boodschapper tussen hemel en aarde — een bewaker van het evenwicht. En eerlijk: als je hem daar boven je ziet cirkelen, met vleugels die het zonlicht breken, dan geloof je dat meteen.